vrijdag 24 juni 2011





Ik droomde dat ik, terwijl ik in mijn huis woonde, een deur ontdekte die toegang gaf tot een kamer die ik nooit eerder had gezien en waarvan ik het bestaan zelfs niet kende. Ik deed de deur open en ging naar binnen. Het was een oude kamer, mooi en nogal deftig, maar duidelijk al een tijd niet gebruikt. Er stonden verschillende fraaie meubels en mijn aan- dacht werd getrokken door een grote antieke kast aan de andere kant van de kamer. Ik liep er naar toe en deed de deuren open. De kast had een aantal schappen met mooie porseleinen vazen en serviesgoed van dun eier- schaalporselein, allemaal keurig opgestapeld. Toen zag ik onderin de kast iets bewegen. Ik ging op mijn knieƫn zitten om te zien wat het was en zag tot mijn verbijstering dat een klein figuurtje probeerde zich in het donker verborgen te houden. Terwijl ik ernaar zat te kijken, drong het tot me door dat er een klein, dwergachtig schepsel achterin de kast ineengedoken zat. Ik voelde een onmiddellijke opwelling van liefde voor dit nietige wezen. Heel voorzichtig probeerde ik hem in mijn armen te nemen, maar hij draaide zich om en trok zich verder in de schaduw terug. Kom maar naar voren, naar het licht, zodat ik je kan zien, vroeg ik , maar hij week nog wat verder achteruit. Tenslotte wist ik hem met vleiende woordjes zover te krijgen dat hij naar de deur van de kast kwam, waar ik hem beter kon zien. Mijn adem stokte. Het was een klein mensje, een mannetje, ongeveer zestig centimeter lang, met magere stakerige ledematen en een verlept lichaam. Hij had niets van een dwerg. Hij was een onvolgroeide, gekrompen, schrielijke menselijke gedaante. Ik was perlex omdat ik zonder enige aanleiding een sterke emotionele band met het mannetje voelde en er een onverklaarbare golf van liefde voor hem door mijn heen sloeg. 'Wie ben je?' vroeg ik. Hij keek me schuchter aan. 'Weet je dat niet?' 'Natuurlijk niet. Hoe zou ik dat moeten weten?' 'Ik ben jouw eigenliefde' *) In een tijdloze sfeer~Michael Roads~uitg: Ankh Hermes